Jump to content

overvoeren

From Wiktionary, the free dictionary

Dutch

[edit]

Etymology 1

[edit]

Compound of over +‎ voeren (to lead, bring).

Pronunciation

[edit]
  • IPA(key): /ˈoː.vərˌvuː.rə(n)/
  • Hyphenation: over‧voe‧ren

Verb

[edit]

overvoeren

  1. (transitive) to transfer
Conjugation
[edit]
Conjugation of overvoeren (weak, separable)
infinitive overvoeren
past singular voerde over
past participle overgevoerd
infinitive overvoeren
gerund overvoeren n
main clause subordinate clause
present tense past tense present tense past tense
1st person singular voer over voerde over overvoer overvoerde
2nd person sing. (jij) voert over, voer over2 voerde over overvoert overvoerde
2nd person sing. (u) voert over voerde over overvoert overvoerde
2nd person sing. (gij) voert over voerde over overvoert overvoerde
3rd person singular voert over voerde over overvoert overvoerde
plural voeren over voerden over overvoeren overvoerden
subjunctive sing.1 voere over voerde over overvoere overvoerde
subjunctive plur.1 voeren over voerden over overvoeren overvoerden
imperative sing. voer over
imperative plur.1 voert over
participles overvoerend overgevoerd
1) Archaic. 2) In case of inversion.
Derived terms
[edit]

Etymology 2

[edit]

From over- +‎ voeren (to feed).

Pronunciation

[edit]
  • IPA(key): /ˌoː.vərˈvuː.rə(n)/
  • Hyphenation: over‧voe‧ren
  • Rhymes: -uːrən

Verb

[edit]

overvoeren

  1. (transitive) to overfeed
  2. (transitive) to excessively stimulate or burden
Conjugation
[edit]
Conjugation of overvoeren (weak, prefixed)
infinitive overvoeren
past singular overvoerde
past participle overvoerd
infinitive overvoeren
gerund overvoeren n
present tense past tense
1st person singular overvoer overvoerde
2nd person sing. (jij) overvoert, overvoer2 overvoerde
2nd person sing. (u) overvoert overvoerde
2nd person sing. (gij) overvoert overvoerde
3rd person singular overvoert overvoerde
plural overvoeren overvoerden
subjunctive sing.1 overvoere overvoerde
subjunctive plur.1 overvoeren overvoerden
imperative sing. overvoer
imperative plur.1 overvoert
participles overvoerend overvoerd
1) Archaic. 2) In case of inversion.
Alternative forms
[edit]
Derived terms
[edit]

Etymology 3

[edit]

The Woordenboek der Nederlandsche Taal considers this a calque of German überführen. The Deutsches Wörterbuch does indeed the attest the phrase den Markt überführen (to oversaturate the market). In Dutch this was obviously associated with unrelated voeren (to feed) in etymology 2 above (which in German, however, is füttern). The said German phrase is obsolete; one would now say den Markt übersättigen.

Pronunciation

[edit]
  • IPA(key): /ˌoː.vərˈvuː.rə(n)/
  • Hyphenation: over‧voe‧ren
  • Rhymes: -uːrən

Verb

[edit]

overvoeren

  1. (transitive) to import in excess, so that demand is over-saturated
Conjugation
[edit]
Conjugation of overvoeren (weak, prefixed)
infinitive overvoeren
past singular overvoerde
past participle overvoerd
infinitive overvoeren
gerund overvoeren n
present tense past tense
1st person singular overvoer overvoerde
2nd person sing. (jij) overvoert, overvoer2 overvoerde
2nd person sing. (u) overvoert overvoerde
2nd person sing. (gij) overvoert overvoerde
3rd person singular overvoert overvoerde
plural overvoeren overvoerden
subjunctive sing.1 overvoere overvoerde
subjunctive plur.1 overvoeren overvoerden
imperative sing. overvoer
imperative plur.1 overvoert
participles overvoerend overvoerd
1) Archaic. 2) In case of inversion.