Jump to content

verkiezen

From Wiktionary, the free dictionary

Dutch

[edit]

Etymology

[edit]

From Middle Dutch verkiesen, from Old Dutch farkiesan. Equivalent to ver- +‎ kiezen.

Pronunciation

[edit]
  • IPA(key): /vərˈkizə(n)/
  • Audio:(file)
  • Rhymes: -izən

Verb

[edit]

verkiezen

  1. to prefer
    Synonym: prefereren
    Ik verkies koffie boven thee als ochtenddrank.
    I prefer coffee over tea as a morning beverage.
    Hij verkiest om met de fiets naar het werk te gaan in plaats van met de auto.
    He prefers to go to work by bike instead of by car.
    We verkiezen om in een rustige omgeving te werken.
    We prefer to work in a quiet environment.
  2. to elect
    Het volk verkiest hun vertegenwoordigers tijdens de verkiezingen.
    The people elect their representatives during the elections.
    De raad van bestuur verkiest een nieuwe voorzitter voor het bedrijf.
    The board of directors elects a new chairman for the company.
    De leden zullen binnenkort een nieuwe leider verkiezen voor de vereniging.
    The members will soon elect a new leader for the association.

Conjugation

[edit]

(contemporary) Standard forms in modern Dutch.

Conjugation of verkiezen (strong class 2a, prefixed)
infinitive verkiezen
past singular verkoos
past participle verkozen
infinitive verkiezen
gerund verkiezen n
present tense past tense
1st person singular verkies verkoos
2nd person sing. (jij) verkiest, verkies2 verkoos
2nd person sing. (u) verkiest verkoos
2nd person sing. (gij) verkiest verkoost
3rd person singular verkiest verkoos
plural verkiezen verkozen
subjunctive sing.1 verkieze verkoze
subjunctive plur.1 verkiezen verkozen
imperative sing. verkies
imperative plur.1 verkiest
participles verkiezend verkozen
1) Archaic. 2) In case of inversion.

(archaic) Differs from its modern forms in its past tenses. Largely fallen into disuse. Primarily found in old texts and as an etymon of a small number of words such as uitverkoren.

Conjugation of verkiezen (strong class 2a, irregular, prefixed)
infinitive verkiezen
past singular verkoor
past participle verkoren
infinitive verkiezen
gerund verkiezen n
present tense past tense
1st person singular verkies verkoor
2nd person sing. (jij) verkiest, verkies2 verkoor
2nd person sing. (u) verkiest verkoor
2nd person sing. (gij) verkiest verkoort
3rd person singular verkiest verkoor
plural verkiezen verkoren
subjunctive sing.1 verkieze verkore
subjunctive plur.1 verkiezen verkoren
imperative sing. verkies
imperative plur.1 verkiest
participles verkiezend verkoren
1) Archaic. 2) In case of inversion.

Derived terms

[edit]

Descendants

[edit]
  • Afrikaans: verkies
  • Negerhollands: verkies