Jump to content

doodrijden

From Wiktionary, the free dictionary

Dutch

[edit]

Etymology

[edit]

From dood (death, dead) +‎ rijden (ride).

Pronunciation

[edit]
  • IPA(key): /ˈdoːtˌrɛi̯.də(n)/
  • Audio:(file)
  • Hyphenation: dood‧rij‧den

Verb

[edit]

doodrijden

  1. (transitive) to run over someone resulting in his or her death

Conjugation

[edit]
Conjugation of doodrijden (strong class 1, slightly irregular, separable)
infinitive doodrijden
past singular reed dood
past participle doodgereden
infinitive doodrijden
gerund doodrijden n
main clause subordinate clause
present tense past tense present tense past tense
1st person singular rij dood, rijd dood reed dood doodrij, doodrijd doodreed
2nd person sing. (jij) rijdt dood, rij dood2, rijd dood2 reed dood doodrijdt doodreed
2nd person sing. (u) rijdt dood reed dood doodrijdt doodreed
2nd person sing. (gij) rijdt dood reedt dood doodrijdt doodreedt
3rd person singular rijdt dood reed dood doodrijdt doodreed
plural rijden dood reden dood doodrijden doodreden
subjunctive sing.1 rijde dood rede dood doodrijde doodrede
subjunctive plur.1 rijden dood reden dood doodrijden doodreden
imperative sing. rij dood, rijd dood
imperative plur.1 rijdt dood
participles doodrijdend doodgereden
1) Archaic. 2) In case of inversion.

See also

[edit]

References

[edit]