consumeren

From Wiktionary, the free dictionary
Jump to navigation Jump to search

Dutch

[edit]

Etymology

[edit]

From Middle Dutch consumeren, from Middle French consumer, from Old French consumer, from Latin cōnsūmō.

Pronunciation

[edit]
  • IPA(key): /kɔnsyˈmeːrə(n)/, /kɔnzyˈmeːrə(n)/
  • Audio:(file)
  • Hyphenation: con‧su‧me‧ren
  • Rhymes: -eːrən

Verb

[edit]

consumeren

  1. (transitive) to consume, to use
    Synonym: verbruiken
    Het is belangrijk om gezond voedsel te consumeren voor een evenwichtig dieet.
    It is important to consume healthy food for a balanced diet.
    De elektrische apparaten consumeren veel energie.
    The electrical appliances consume a lot of energy.
    Het is verstandig om niet te veel suikerhoudende drankjes te consumeren.
    It is wise not to consume too many sugary drinks.
  2. (transitive) to consummate a marriage
    Synonym: voltrekken
    Na het huwelijk werden ze verwacht de relatie te consumeren om hun huwelijk officieel te maken.
    After the wedding, they were expected to consummate their relationship to make their marriage official.
    In sommige culturen wordt verwacht dat het paar hun huwelijk onmiddellijk na de ceremonie consumeert.
    In some cultures, the couple is expected to consummate their marriage immediately after the ceremony.
    Het was een ouderwetse opvatting dat een huwelijk pas geldig was nadat het was geconsumeerd door het paar.
    It was an old-fashioned belief that a marriage was only valid after it had been consummated by the couple.

Conjugation

[edit]
Conjugation of consumeren (weak)
infinitive consumeren
past singular consumeerde
past participle geconsumeerd
infinitive consumeren
gerund consumeren n
present tense past tense
1st person singular consumeer consumeerde
2nd person sing. (jij) consumeert, consumeer2 consumeerde
2nd person sing. (u) consumeert consumeerde
2nd person sing. (gij) consumeert consumeerde
3rd person singular consumeert consumeerde
plural consumeren consumeerden
subjunctive sing.1 consumere consumeerde
subjunctive plur.1 consumeren consumeerden
imperative sing. consumeer
imperative plur.1 consumeert
participles consumerend geconsumeerd
1) Archaic. 2) In case of inversion.

Derived terms

[edit]
[edit]