bijwerken
Appearance
Dutch
[edit]Etymology
[edit]Pronunciation
[edit]Verb
[edit]bijwerken
- (transitive) to update (make something up to date)
- Ik moet mijn cv bijwerken voordat ik het naar de sollicitatie stuur.
- I need to update my resume before sending it for the job application.
- De website wordt regelmatig bijgewerkt met nieuwe informatie en artikelen.
- The website is regularly updated with new information and articles.
- Zorg ervoor dat je de software bijwerkt naar de nieuwste versie om beveiligingsproblemen te verhelpen.
- Make sure to update the software to the latest version to fix security issues.
Conjugation
[edit]Conjugation of bijwerken (weak, separable) | ||||
---|---|---|---|---|
infinitive | bijwerken | |||
past singular | werkte bij | |||
past participle | bijgewerkt | |||
infinitive | bijwerken | |||
gerund | bijwerken n | |||
main clause | subordinate clause | |||
present tense | past tense | present tense | past tense | |
1st person singular | werk bij | werkte bij | bijwerk | bijwerkte |
2nd person sing. (jij) | werkt bij, werk bij2 | werkte bij | bijwerkt | bijwerkte |
2nd person sing. (u) | werkt bij | werkte bij | bijwerkt | bijwerkte |
2nd person sing. (gij) | werkt bij | werkte bij | bijwerkt | bijwerkte |
3rd person singular | werkt bij | werkte bij | bijwerkt | bijwerkte |
plural | werken bij | werkten bij | bijwerken | bijwerkten |
subjunctive sing.1 | werke bij | werkte bij | bijwerke | bijwerkte |
subjunctive plur.1 | werken bij | werkten bij | bijwerken | bijwerkten |
imperative sing. | werk bij | |||
imperative plur.1 | werkt bij | |||
participles | bijwerkend | bijgewerkt | ||
1) Archaic. 2) In case of inversion. |