Jump to content

voorjaar

From Wiktionary, the free dictionary

Dutch

[edit]

Etymology

[edit]

From voor +‎ jaar.

Pronunciation

[edit]
  • Audio:(file)

Noun

[edit]

voorjaar n (plural voorjaren)

  1. spring (season)

Synonyms

[edit]

Antonyms

[edit]

See also

[edit]
Seasons in Dutch · seizoenen (layout · text) · category
voorjaar (spring), lente (spring) zomer (summer) herfst (autumn), najaar (autumn) winter (winter)