Jump to content

verstrijken

From Wiktionary, the free dictionary

Dutch

[edit]

Etymology

[edit]

From ver- +‎ strijken (to stroke, brush).

Pronunciation

[edit]
  • Audio:(file)
  • Rhymes: -ɛi̯kən

Verb

[edit]

verstrijken

  1. (transitive) to use up by smearing, applying all liquid or paste
  2. (intransitive) to run out, expire, become invalid

Conjugation

[edit]
Conjugation of verstrijken (strong class 1, prefixed)
infinitive verstrijken
past singular verstreek
past participle verstreken
infinitive verstrijken
gerund verstrijken n
present tense past tense
1st person singular verstrijk verstreek
2nd person sing. (jij) verstrijkt, verstrijk2 verstreek
2nd person sing. (u) verstrijkt verstreek
2nd person sing. (gij) verstrijkt verstreekt
3rd person singular verstrijkt verstreek
plural verstrijken verstreken
subjunctive sing.1 verstrijke verstreke
subjunctive plur.1 verstrijken verstreken
imperative sing. verstrijk
imperative plur.1 verstrijkt
participles verstrijkend verstreken
1) Archaic. 2) In case of inversion.

Synonyms

[edit]