Jump to content

uitblijven

From Wiktionary, the free dictionary

Dutch

[edit]

Etymology

[edit]

From uit +‎ blijven.

Pronunciation

[edit]
  • IPA(key): /ˈœy̯dˌblɛi̯və(n)/
  • Audio:(file)

Verb

[edit]

uitblijven

  1. (intransitive) to fail to appear, materialize or occur
    Ondanks de provocaties bleef een reactie uit.A reaction failed to materialize despite the provocations.
    De verwachte persconferentie blijft uit.The expected press conference fails to occur.

Conjugation

[edit]
Conjugation of uitblijven (strong class 1, separable)
infinitive uitblijven
past singular bleef uit
past participle uitgebleven
infinitive uitblijven
gerund uitblijven n
main clause subordinate clause
present tense past tense present tense past tense
1st person singular blijf uit bleef uit uitblijf uitbleef
2nd person sing. (jij) blijft uit, blijf uit2 bleef uit uitblijft uitbleef
2nd person sing. (u) blijft uit bleef uit uitblijft uitbleef
2nd person sing. (gij) blijft uit bleeft uit uitblijft uitbleeft
3rd person singular blijft uit bleef uit uitblijft uitbleef
plural blijven uit bleven uit uitblijven uitbleven
subjunctive sing.1 blijve uit bleve uit uitblijve uitbleve
subjunctive plur.1 blijven uit bleven uit uitblijven uitbleven
imperative sing. blijf uit
imperative plur.1 blijft uit
participles uitblijvend uitgebleven
1) Archaic. 2) In case of inversion.

Descendants

[edit]
  • Negerhollands: bliev ut

Anagrams

[edit]