Jump to content

ontwaarden

From Wiktionary, the free dictionary

Dutch

[edit]

Pronunciation

[edit]
  • IPA(key): /ˌɔntˈʋaːr.də(n)/
  • Audio:(file)
  • Hyphenation: ont‧waar‧den
  • Rhymes: -aːrdən

Etymology 1

[edit]

From waarde (worth, value) +‎ ont- -en (privative verb-forming circumfix).

Verb

[edit]

ontwaarden

  1. (transitive, intransitive) to devalue
    De munteenheid werd door de economische crisis snel ontwaard
    The currency was quickly devalued due to the economic crisis.
    Door de overproductie werd de waarde van het product ontwaard
    The overproduction caused the value of the product to be devalued.
  2. (transitive, intransitive) to debase
    De kwaliteit van het product is de laatste jaren sterk ontwaard.
    The quality of the product has greatly debased in recent years.
Conjugation
[edit]
Conjugation of ontwaarden (weak, prefixed)
infinitive ontwaarden
past singular ontwaardde
past participle ontwaard
infinitive ontwaarden
gerund ontwaarden n
present tense past tense
1st person singular ontwaard ontwaardde
2nd person sing. (jij) ontwaardt, ontwaard2 ontwaardde
2nd person sing. (u) ontwaardt ontwaardde
2nd person sing. (gij) ontwaardt ontwaardde
3rd person singular ontwaardt ontwaardde
plural ontwaarden ontwaardden
subjunctive sing.1 ontwaarde ontwaardde
subjunctive plur.1 ontwaarden ontwaardden
imperative sing. ontwaard
imperative plur.1 ontwaardt
participles ontwaardend ontwaard
1) Archaic. 2) In case of inversion.
Derived terms
[edit]

Etymology 2

[edit]

See the etymology of the corresponding lemma form.

Verb

[edit]

ontwaarden

  1. inflection of ontwaren:
    1. plural past indicative
    2. (dated or formal) plural past subjunctive