Jump to content

ontvlezen

From Wiktionary, the free dictionary

Dutch

[edit]

Etymology

[edit]

From vless (flesh, meat) +‎ ont- -en (privative verb-forming circumfix).

Pronunciation

[edit]
  • IPA(key): /ˌɔntˈvleː.zə(n)/
  • Audio:(file)
  • Hyphenation: ont‧vle‧zen
  • Rhymes: -eːzən

Verb

[edit]

ontvlezen

  1. (transitive) to remove the meat of
  2. (transitive) to strip the flesh of

Conjugation

[edit]
Conjugation of ontvlezen (weak, prefixed)
infinitive ontvlezen
past singular ontvleesde
past participle ontvleesd
infinitive ontvlezen
gerund ontvlezen n
present tense past tense
1st person singular ontvlees ontvleesde
2nd person sing. (jij) ontvleest, ontvlees2 ontvleesde
2nd person sing. (u) ontvleest ontvleesde
2nd person sing. (gij) ontvleest ontvleesde
3rd person singular ontvleest ontvleesde
plural ontvlezen ontvleesden
subjunctive sing.1 ontvleze ontvleesde
subjunctive plur.1 ontvlezen ontvleesden
imperative sing. ontvlees
imperative plur.1 ontvleest
participles ontvlezend ontvleesd
1) Archaic. 2) In case of inversion.