Jump to content

ontluisteren

From Wiktionary, the free dictionary

Dutch

[edit]

Etymology

[edit]

From luister (lustre) +‎ ont- -en (privative verb-forming circumfix).

Pronunciation

[edit]
  • IPA(key): /ɔntˈlœy̯stərə(n)/
  • Audio:(file)
  • Hyphenation: ont‧luis‧te‧ren
  • Rhymes: -œy̯stərən

Verb

[edit]

ontluisteren

  1. (transitive) to tarnish, to remove lustre

Conjugation

[edit]
Conjugation of ontluisteren (weak, prefixed)
infinitive ontluisteren
past singular ontluisterde
past participle ontluisterd
infinitive ontluisteren
gerund ontluisteren n
present tense past tense
1st person singular ontluister ontluisterde
2nd person sing. (jij) ontluistert, ontluister2 ontluisterde
2nd person sing. (u) ontluistert ontluisterde
2nd person sing. (gij) ontluistert ontluisterde
3rd person singular ontluistert ontluisterde
plural ontluisteren ontluisterden
subjunctive sing.1 ontluistere ontluisterde
subjunctive plur.1 ontluisteren ontluisterden
imperative sing. ontluister
imperative plur.1 ontluistert
participles ontluisterend ontluisterd
1) Archaic. 2) In case of inversion.

Derived terms

[edit]

Descendants

[edit]
  • Afrikaans: ontluister