doorsteken

From Wiktionary, the free dictionary
Jump to navigation Jump to search

Dutch

[edit]

Etymology 1

[edit]

From Middle Dutch doresteken. Equivalent to door- +‎ steken.

Pronunciation

[edit]
  • IPA(key): /ˌdoːrˈsteː.kə(n)/
  • Hyphenation: door‧ste‧ken
  • Rhymes: -eːkən

Verb

[edit]

doorsteken

  1. (transitive) to stab through
  2. (transitive) to pierce
Conjugation
[edit]
Conjugation of doorsteken (strong class 4, prefixed)
infinitive doorsteken
past singular doorstak
past participle doorstoken
infinitive doorsteken
gerund doorsteken n
present tense past tense
1st person singular doorsteek doorstak
2nd person sing. (jij) doorsteekt, doorsteek2 doorstak
2nd person sing. (u) doorsteekt doorstak
2nd person sing. (gij) doorsteekt doorstaakt
3rd person singular doorsteekt doorstak
plural doorsteken doorstaken
subjunctive sing.1 doorsteke doorstake
subjunctive plur.1 doorsteken doorstaken
imperative sing. doorsteek
imperative plur.1 doorsteekt
participles doorstekend doorstoken
1) Archaic. 2) In case of inversion.

Etymology 2

[edit]

From Middle Dutch doresteken. Equivalent to door +‎ steken.

Pronunciation

[edit]
  • IPA(key): /ˈdoːrˌsteː.kə(n)/
  • Audio:(file)
  • Hyphenation: door‧ste‧ken

Verb

[edit]

doorsteken

  1. (transitive) to pierce through
  2. (transitive) to declog
Conjugation
[edit]
Conjugation of doorsteken (strong class 4, separable)
infinitive doorsteken
past singular stak door
past participle doorgestoken
infinitive doorsteken
gerund doorsteken n
main clause subordinate clause
present tense past tense present tense past tense
1st person singular steek door stak door doorsteek doorstak
2nd person sing. (jij) steekt door, steek door2 stak door doorsteekt doorstak
2nd person sing. (u) steekt door stak door doorsteekt doorstak
2nd person sing. (gij) steekt door staakt door doorsteekt doorstaakt
3rd person singular steekt door stak door doorsteekt doorstak
plural steken door staken door doorsteken doorstaken
subjunctive sing.1 steke door stake door doorsteke doorstake
subjunctive plur.1 steken door staken door doorsteken doorstaken
imperative sing. steek door
imperative plur.1 steekt door
participles doorstekend doorgestoken
1) Archaic. 2) In case of inversion.
Derived terms
[edit]
Descendants
[edit]
  • Negerhollands: steek door