Jump to content

voordragen

From Wiktionary, the free dictionary

Dutch

[edit]

Etymology

[edit]

From voor (before, in front) +‎ dragen (to carry).

Pronunciation

[edit]
  • IPA(key): /ˈvoːrˌdraː.ɣə(n)/
  • Audio:(file)

Verb

[edit]

voordragen

  1. to propose
  2. to present, to recite

Conjugation

[edit]
Conjugation of voordragen (strong class 6, separable)
infinitive voordragen
past singular droeg voor
past participle voorgedragen
infinitive voordragen
gerund voordragen n
main clause subordinate clause
present tense past tense present tense past tense
1st person singular draag voor droeg voor voordraag voordroeg
2nd person sing. (jij) draagt voor, draag voor2 droeg voor voordraagt voordroeg
2nd person sing. (u) draagt voor droeg voor voordraagt voordroeg
2nd person sing. (gij) draagt voor droegt voor voordraagt voordroegt
3rd person singular draagt voor droeg voor voordraagt voordroeg
plural dragen voor droegen voor voordragen voordroegen
subjunctive sing.1 drage voor droege voor voordrage voordroege
subjunctive plur.1 dragen voor droegen voor voordragen voordroegen
imperative sing. draag voor
imperative plur.1 draagt voor
participles voordragend voorgedragen
1) Archaic. 2) In case of inversion.

Descendants

[edit]
  • Kwinti: dra foor

Anagrams

[edit]