tegenwerken
Appearance
Dutch
[edit]Etymology
[edit]Pronunciation
[edit]Audio: (file)
Verb
[edit]tegenwerken
- to counter, to work in opposition to
- to struggle, to be stubborn
Conjugation
[edit]Conjugation of tegenwerken (weak, separable) | ||||
---|---|---|---|---|
infinitive | tegenwerken | |||
past singular | werkte tegen | |||
past participle | tegengewerkt | |||
infinitive | tegenwerken | |||
gerund | tegenwerken n | |||
main clause | subordinate clause | |||
present tense | past tense | present tense | past tense | |
1st person singular | werk tegen | werkte tegen | tegenwerk | tegenwerkte |
2nd person sing. (jij) | werkt tegen, werk tegen2 | werkte tegen | tegenwerkt | tegenwerkte |
2nd person sing. (u) | werkt tegen | werkte tegen | tegenwerkt | tegenwerkte |
2nd person sing. (gij) | werkt tegen | werkte tegen | tegenwerkt | tegenwerkte |
3rd person singular | werkt tegen | werkte tegen | tegenwerkt | tegenwerkte |
plural | werken tegen | werkten tegen | tegenwerken | tegenwerkten |
subjunctive sing.1 | werke tegen | werkte tegen | tegenwerke | tegenwerkte |
subjunctive plur.1 | werken tegen | werkten tegen | tegenwerken | tegenwerkten |
imperative sing. | werk tegen | |||
imperative plur.1 | werkt tegen | |||
participles | tegenwerkend | tegengewerkt | ||
1) Archaic. 2) In case of inversion. |