Jump to content

opvatten

From Wiktionary, the free dictionary

Dutch

[edit]

Etymology

[edit]

From op (up) +‎ vatten (to seize, grasp). Compare German auffassen.

Pronunciation

[edit]
  • IPA(key): /ˈɔpˌfɑtə(n)/
  • Audio:(file)

Verb

[edit]

opvatten

  1. to interpret
  2. to take (with hands)

Conjugation

[edit]
Conjugation of opvatten (weak, separable)
infinitive opvatten
past singular vatte op
past participle opgevat
infinitive opvatten
gerund opvatten n
main clause subordinate clause
present tense past tense present tense past tense
1st person singular vat op vatte op opvat opvatte
2nd person sing. (jij) vat op vatte op opvat opvatte
2nd person sing. (u) vat op vatte op opvat opvatte
2nd person sing. (gij) vat op vatte op opvat opvatte
3rd person singular vat op vatte op opvat opvatte
plural vatten op vatten op opvatten opvatten
subjunctive sing.1 vatte op vatte op opvatte opvatte
subjunctive plur.1 vatten op vatten op opvatten opvatten
imperative sing. vat op
imperative plur.1 vat op
participles opvattend opgevat
1) Archaic.

Synonyms

[edit]

Descendants

[edit]
  • Negerhollands: vat op

Anagrams

[edit]