Jump to content

optrekken

From Wiktionary, the free dictionary

Dutch

[edit]

Pronunciation

[edit]
  • IPA(key): /ˈɔpˌtrɛ.kə(n)/
  • Audio:(file)
  • Hyphenation: op‧trek‧ken

Etymology 1

[edit]

From Middle Dutch optrecken. Equivalent to op +‎ trekken.

Verb

[edit]

optrekken

  1. to pull up
  2. to rise up (against)
  3. to accelerate
  4. to build
    Dit gebouw is uit hout opgetrokken.This building is built with wood.
Conjugation
[edit]
Conjugation of optrekken (strong class 3b, separable)
infinitive optrekken
past singular trok op
past participle opgetrokken
infinitive optrekken
gerund optrekken n
main clause subordinate clause
present tense past tense present tense past tense
1st person singular trek op trok op optrek optrok
2nd person sing. (jij) trekt op, trek op2 trok op optrekt optrok
2nd person sing. (u) trekt op trok op optrekt optrok
2nd person sing. (gij) trekt op trokt op optrekt optrokt
3rd person singular trekt op trok op optrekt optrok
plural trekken op trokken op optrekken optrokken
subjunctive sing.1 trekke op trokke op optrekke optrokke
subjunctive plur.1 trekken op trokken op optrekken optrokken
imperative sing. trek op
imperative plur.1 trekt op
participles optrekkend opgetrokken
1) Archaic. 2) In case of inversion.
Derived terms
[edit]

Etymology 2

[edit]

See the etymology of the corresponding lemma form.

Noun

[edit]

optrekken

  1. plural of optrek

Anagrams

[edit]