Jump to content

kwantificeren

From Wiktionary, the free dictionary

Dutch

[edit]

Alternative forms

[edit]

Etymology

[edit]

Borrowed from Medieval Latin quantificare.

Pronunciation

[edit]
  • IPA(key): /ˌkʋɑn.ti.fiˈseː.rə(n)/
  • Audio:(file)
  • Hyphenation: kwan‧ti‧fi‧ce‧ren
  • Rhymes: -eːrən

Verb

[edit]

kwantificeren

  1. to quantify

Conjugation

[edit]
Conjugation of kwantificeren (weak)
infinitive kwantificeren
past singular kwantificeerde
past participle gekwantificeerd
infinitive kwantificeren
gerund kwantificeren n
present tense past tense
1st person singular kwantificeer kwantificeerde
2nd person sing. (jij) kwantificeert, kwantificeer2 kwantificeerde
2nd person sing. (u) kwantificeert kwantificeerde
2nd person sing. (gij) kwantificeert kwantificeerde
3rd person singular kwantificeert kwantificeerde
plural kwantificeren kwantificeerden
subjunctive sing.1 kwantificere kwantificeerde
subjunctive plur.1 kwantificeren kwantificeerden
imperative sing. kwantificeer
imperative plur.1 kwantificeert
participles kwantificerend gekwantificeerd
1) Archaic. 2) In case of inversion.

Derived terms

[edit]
[edit]