kwantificeerbaar

Dutch

Etymology

From kwantificeren +‎ -baar.

Pronunciation

• IPA^(key): /ˌkʋɑn.ti.fiˈseːr.baːr/

• Audio:

  (file)

• Hyphenation: kwan‧ti‧fi‧ceer‧baar
• Rhymes: -eːrbaːr

Adjective

kwantificeerbaar (comparative kwantificeerbaarder, superlative kwantificeerbaarst)

1. quantifiable

Declension

Declension of kwantificeerbaar
uninflected	kwantificeerbaar
inflected	kwantificeerbaare
comparative	kwantificeerbaarder
		positive	comparative	superlative
predicative/adverbial		kwantificeerbaar	kwantificeerbaarder	het kwantificeerbaarst het kwantificeerbaarste
indefinite	m./f. sing.	kwantificeerbaare	kwantificeerbaardere	kwantificeerbaarste
	n. sing.	kwantificeerbaar	kwantificeerbaarder	kwantificeerbaarste
	plural	kwantificeerbaare	kwantificeerbaardere	kwantificeerbaarste
definite		kwantificeerbaare	kwantificeerbaardere	kwantificeerbaarste
partitive		kwantificeerbaars	kwantificeerbaarders	—

Derived terms

• kwantificeerbaarheid