Jump to content

klaarstaan

From Wiktionary, the free dictionary

Dutch

[edit]

Etymology

[edit]

From klaar (ready) +‎ staan (stand).

Pronunciation

[edit]
  • IPA(key): /klaːrstaːn/
  • Audio:(file)
  • Hyphenation: klaar‧staan
  • Rhymes: -aːn

Verb

[edit]

klaarstaan

  1. (intransitive) to be ready, get ready, prepare
    Blijf in de buurt en sta klaar voor draadloze overdraging.Stay close and be ready for wireless transfer.
    Sta je klaar voor een avontuur?Are you ready for an adventure?
  2. (intransitive) to stand by, wait
    Sta klaar voor nieuwe bevelen.
    Stand by for new orders.

Conjugation

[edit]
Conjugation of klaarstaan (strong class 6, irregular, separable)
infinitive klaarstaan
past singular stond klaar
past participle klaargestaan
infinitive klaarstaan
gerund klaarstaan n
main clause subordinate clause
present tense past tense present tense past tense
1st person singular sta klaar stond klaar klaarsta klaarstond
2nd person sing. (jij) staat klaar, sta klaar2 stond klaar klaarstaat klaarstond
2nd person sing. (u) staat klaar stond klaar klaarstaat klaarstond
2nd person sing. (gij) staat klaar stondt klaar klaarstaat klaarstondt
3rd person singular staat klaar stond klaar klaarstaat klaarstond
plural staan klaar stonden klaar klaarstaan klaarstonden
subjunctive sing.1 sta klaar stonde klaar klaarsta klaarstonde
subjunctive plur.1 staan klaar stonden klaar klaarstaan klaarstonden
imperative sing. sta klaar
imperative plur.1 staat klaar
participles klaarstaand klaargestaan
1) Archaic. 2) In case of inversion.