jaardag

Dutch

Etymology

From Middle Dutch jaerdach, from Old Dutch *jārdag, from Proto-West Germanic *jāradag, from Proto-Germanic *jēradagaz, equivalent to jaar +‎ dag.

Pronunciation

• IPA^(key): /ˈjaːr.dɑx/

• Audio:

  (file)

• Hyphenation: jaar‧dag

Noun

jaardag m (plural jaardagen)

1. anniversary (usually of an event)

   Op de Jaardag van het Korps Rijdende Artillerie (elk jaar rond de 21e februari) vieren de officieren en onderofficieren van het KRA de verjaardag van het KRA (21 februari 1793).

   On the Anniversary Day of the Mounted Artillery Corps (every year around 21 February), the officers and non-commissioned officers of the KRA celebrate the birthday of the KRA (21 February 1793).

Related terms

• gedenkdag
• verjaardag