eerbiedigen

From Wiktionary, the free dictionary
Jump to navigation Jump to search

Dutch

[edit]

Etymology

[edit]

From eerbieden (to respect) +‎ -igen (verb suffix) and eerbiedig +‎ -en.

Pronunciation

[edit]
  • IPA(key): /ˌeːrˈbi.də.ɣə(n)/
  • Audio:(file)
  • Hyphenation: eer‧bie‧di‧gen

Verb

[edit]

eerbiedigen

  1. (transitive) to respect, honor

Conjugation

[edit]
Conjugation of eerbiedigen (weak)
infinitive eerbiedigen
past singular eerbiedigde
past participle geëerbiedigd
infinitive eerbiedigen
gerund eerbiedigen n
present tense past tense
1st person singular eerbiedig eerbiedigde
2nd person sing. (jij) eerbiedigt, eerbiedig2 eerbiedigde
2nd person sing. (u) eerbiedigt eerbiedigde
2nd person sing. (gij) eerbiedigt eerbiedigde
3rd person singular eerbiedigt eerbiedigde
plural eerbiedigen eerbiedigden
subjunctive sing.1 eerbiedige eerbiedigde
subjunctive plur.1 eerbiedigen eerbiedigden
imperative sing. eerbiedig
imperative plur.1 eerbiedigt
participles eerbiedigend geëerbiedigd
1) Archaic. 2) In case of inversion.

Derived terms

[edit]