Jump to content

distantiëren

From Wiktionary, the free dictionary

Dutch

[edit]

Alternative forms

[edit]

Etymology

[edit]

From distantie +‎ -eren.

Pronunciation

[edit]
  • IPA(key): /dɪs.tɑn.siˈjeː.rə(n)/, /-ˈsjeː.rə(n)/, /-ˈʃeː.rə(n)/
  • Audio:(file)
  • Rhymes: -eːrən

Verb

[edit]

distantiëren

  1. (transitive) to distance
  2. (reflexive) to distance oneself

Conjugation

[edit]
Conjugation of distantiëren (weak)
infinitive distantiëren
past singular distantieerde
past participle gedistantieerd
infinitive distantiëren
gerund distantiëren n
present tense past tense
1st person singular distantieer distantieerde
2nd person sing. (jij) distantieert, distantieer2 distantieerde
2nd person sing. (u) distantieert distantieerde
2nd person sing. (gij) distantieert distantieerde
3rd person singular distantieert distantieerde
plural distantiëren distantieerden
subjunctive sing.1 distantiëre distantieerde
subjunctive plur.1 distantiëren distantieerden
imperative sing. distantieer
imperative plur.1 distantieert
participles distantiërend gedistantieerd
1) Archaic. 2) In case of inversion.

Derived terms

[edit]

References

[edit]