Jump to content

deemoedigen

From Wiktionary, the free dictionary

Dutch

[edit]

Etymology

[edit]

From deemoedig +‎ -en.

Pronunciation

[edit]
  • IPA(key): /ˌdeːˈmudəɣə(n)/
  • Hyphenation: dee‧moe‧di‧gen

Verb

[edit]

deemoedigen

  1. (transitive) to humble
    Synonym: verootmoedigen

Usage notes

[edit]

This verb has a positive connotation, unlike vernederen (to humiliate), verlagen (to lower, to bring down) and humiliëren (to humiliate).

Conjugation

[edit]
Conjugation of deemoedigen (weak)
infinitive deemoedigen
past singular deemoedigde
past participle gedeemoedigd
infinitive deemoedigen
gerund deemoedigen n
present tense past tense
1st person singular deemoedig deemoedigde
2nd person sing. (jij) deemoedigt, deemoedig2 deemoedigde
2nd person sing. (u) deemoedigt deemoedigde
2nd person sing. (gij) deemoedigt deemoedigde
3rd person singular deemoedigt deemoedigde
plural deemoedigen deemoedigden
subjunctive sing.1 deemoedige deemoedigde
subjunctive plur.1 deemoedigen deemoedigden
imperative sing. deemoedig
imperative plur.1 deemoedigt
participles deemoedigend gedeemoedigd
1) Archaic. 2) In case of inversion.