Jump to content

bekladden

From Wiktionary, the free dictionary

Dutch

[edit]

Etymology

[edit]

From be- +‎ kladden.

Pronunciation

[edit]
  • Audio:(file)

Verb

[edit]

bekladden

  1. (transitive) to deface, besmirch, besmear
    De expressionistische schilder bekladde het doek met wat verf.The expressionist painter besmeared the canvas with some paint.
    De muren van het politiegebouw zijn beklad met anarchistische leuzen.The walls of the police building are defaced with anarchist slogans.

Conjugation

[edit]
Conjugation of bekladden (weak, prefixed)
infinitive bekladden
past singular bekladde
past participle beklad
infinitive bekladden
gerund bekladden n
present tense past tense
1st person singular beklad bekladde
2nd person sing. (jij) bekladt, beklad2 bekladde
2nd person sing. (u) bekladt bekladde
2nd person sing. (gij) bekladt bekladde
3rd person singular bekladt bekladde
plural bekladden bekladden
subjunctive sing.1 bekladde bekladde
subjunctive plur.1 bekladden bekladden
imperative sing. beklad
imperative plur.1 bekladt
participles bekladdend beklad
1) Archaic. 2) In case of inversion.

Derived terms

[edit]