achterdenken

Dutch

Etymology

From Middle Dutch achterdenken, achterdenken. Equivalent to achter +‎ denken.

Pronunciation

• IPA^(key): /ˈɑx.tərˌdɛŋ.kə(n)/

• Audio:

  (file)

• Hyphenation: ach‧ter‧den‧ken

Verb

achterdenken

1. (Belgium, obsolete) to suspect

Conjugation

Conjugation of achterdenken (weak with past in -cht, separable)
infinitive	achterdenken
past singular	dacht achter
past participle	achtergedacht
infinitive	achterdenken
gerund	achterdenken n
	main clause		subordinate clause
	present tense	past tense	present tense	past tense
1st person singular	denk achter	dacht achter	achterdenk	achterdacht
2nd person sing. (jij)	denkt achter, denk achter2	dacht achter	achterdenkt	achterdacht
2nd person sing. (u)	denkt achter	dacht achter	achterdenkt	achterdacht
2nd person sing. (gij)	denkt achter	dacht achter	achterdenkt	achterdacht
3rd person singular	denkt achter	dacht achter	achterdenkt	achterdacht
plural	denken achter	dachten achter	achterdenken	achterdachten
subjunctive sing.1	denke achter	dachte achter	achterdenke	achterdachte
subjunctive plur.1	denken achter	dachten achter	achterdenken	achterdachten
imperative sing.	denk achter
imperative plur.1	denkt achter
participles	achterdenkend	achtergedacht
1) Archaic. 2) In case of inversion.

Noun

achterdenken n (plural achterdenkens)

1. (obsolete) suspicion, mistrust

   Synonyms: achterdocht, argwaan, verdenking, wantrouwen

2. (obsolete) worry, concern

Related terms

• achterdocht