aangeven
Appearance
Dutch
[edit]Etymology
[edit]From Middle Dutch aengeven. Equivalent to aan + geven.
Pronunciation
[edit]Verb
[edit]aangeven
- (transitive) to hand, to pass
- Kun je me het zout aangeven? ― Can you hand me the salt?
- Ze gaf hem het document aan. ― She passed him the document.
- Ik zal je de sleutels aangeven als je klaar bent. ― I'll hand you the keys when you're ready.
- (transitive) to indicate, to point out
- Kun je aangeven waar het postkantoor is? ― Can you point out where the post office is?
- De gids gaf de historische sites aan tijdens de rondleiding. ― The guide indicated the historical sites during the tour.
- De kaart geeft de locatie van het hotel aan. ― The map indicates the location of the hotel.
- (transitive) to report, to notify, to declare
- Je moet je inkomen aangeven bij de belastingdienst. ― You have to declare your income to the tax authorities.
- Ze gaf het gestolen item aan bij de politie. ― She reported the stolen item to the police.
- De kapitein gaf het ongeluk onmiddellijk aan. ― The captain notified of the accident immediately.
- (transitive) to say, to indicate, to state, to express
- Kun je aangeven hoe je je voelt? ― Can you express how you feel?
- De directeur gaf zijn visie aan tijdens de vergadering. ― The director stated his vision during the meeting.
- Hij gaf duidelijk aan dat hij niet blij was met het resultaat. ― He indicated clearly that he was not happy with the result.
Conjugation
[edit]Conjugation of aangeven (strong class 5, separable) | ||||
---|---|---|---|---|
infinitive | aangeven | |||
past singular | gaf aan | |||
past participle | aangegeven | |||
infinitive | aangeven | |||
gerund | aangeven n | |||
main clause | subordinate clause | |||
present tense | past tense | present tense | past tense | |
1st person singular | geef aan | gaf aan | aangeef | aangaf |
2nd person sing. (jij) | geeft aan, geef aan2 | gaf aan | aangeeft | aangaf |
2nd person sing. (u) | geeft aan | gaf aan | aangeeft | aangaf |
2nd person sing. (gij) | geeft aan | gaaft aan | aangeeft | aangaaft |
3rd person singular | geeft aan | gaf aan | aangeeft | aangaf |
plural | geven aan | gaven aan | aangeven | aangaven |
subjunctive sing.1 | geve aan | gave aan | aangeve | aangave |
subjunctive plur.1 | geven aan | gaven aan | aangeven | aangaven |
imperative sing. | geef aan | |||
imperative plur.1 | geeft aan | |||
participles | aangevend | aangegeven | ||
1) Archaic. 2) In case of inversion. |
Derived terms
[edit]Related terms
[edit]Descendants
[edit]- Afrikaans: aangee
Anagrams
[edit]Categories:
- Dutch terms inherited from Middle Dutch
- Dutch terms derived from Middle Dutch
- Dutch compound terms
- Dutch terms with IPA pronunciation
- Dutch terms with audio pronunciation
- Dutch lemmas
- Dutch verbs
- Dutch transitive verbs
- Dutch terms with usage examples
- Dutch class 5 strong verbs
- Dutch separable verbs
- Dutch separable verbs with aan