Jump to content

zaaitijd

From Wiktionary, the free dictionary

Dutch

[edit]

Etymology

[edit]

Compound of zaaien +‎ tijd.

Pronunciation

[edit]
  • IPA(key): /ˈzaːi̯.tɛi̯t/
  • Audio:(file)
  • Hyphenation: zaai‧tijd

Noun

[edit]

zaaitijd m (plural zaaitijden)

  1. sowing time, sowing season