Jump to content

wijsheid

From Wiktionary, the free dictionary

Dutch

[edit]
Dutch Wikipedia has an article on:
Wikipedia nl

Etymology

[edit]

From Middle Dutch wijsheit, from Old Dutch wīshēt. Equivalent to wijs +‎ -heid.

Pronunciation

[edit]
  • IPA(key): /ˈʋɛi̯sɦɛi̯t/
  • (Netherlands) IPA(key): [ˈʋɛi̯sɦɛi̯t], [ˈʋæi̯sɦæi̯t], [ˈʋai̯sɦai̯t]
  • (Belgium) IPA(key): [ˈwɛi̯sɦɛi̯t], [ˈβ̞ɛi̯sɦɛi̯t], [ˈwɛːsɦɛːt], [ˈβ̞ɛːsɦɛːt]
  • Audio:(file)
  • Hyphenation: wijs‧heid

Noun

[edit]

wijsheid f (plural wijsheden, diminutive wijsheidje n)

  1. wisdom
    De oude man deelde zijn levenslange wijsheid met de jongere generatie.
    The old man shared his lifelong wisdom with the younger generation.
    In haar boeken deelt ze vele wijsheden over geluk en persoonlijke groei.
    In her books, she shares many wisdoms about happiness and personal growth.
    De wijsheid van de oude filosofen is nog steeds relevant in de moderne wereld.
    The wisdom of the ancient philosophers is still relevant in the modern world.
    Met de jaren vergaarde hij veel wijsheden over het leven.
    Over the years, he acquired a lot of wisdom about life.
  2. saying, adage

Derived terms

[edit]
[edit]

Descendants

[edit]
  • Afrikaans: wysheid
  • Negerhollands: wiesheit, wiesheid