werkstuk
Appearance
Dutch
[edit]Etymology
[edit]From werk (“work”) + stuk (“piece”) or werken (“to work”) + stuk (“piece”).
Pronunciation
[edit]Noun
[edit]werkstuk n (plural werkstukken, diminutive werkstukje n)
From werk (“work”) + stuk (“piece”) or werken (“to work”) + stuk (“piece”).
werkstuk n (plural werkstukken, diminutive werkstukje n)