vrijwilliger
Appearance
Dutch
[edit]Alternative forms
[edit]Etymology
[edit]From vrijwillig + -er. First attested in the 18th century.
Pronunciation
[edit]Noun
[edit]vrijwilliger m (plural vrijwilligers, diminutive vrijwilligertje n, feminine vrijwilligster)
- volunteer (one engaged in volunteering work) [from mid 20th c.]
- Hij werkt als vrijwilliger in een lokaal dierenasiel. ― He works as a volunteer at a local animal shelter.
- De organisatie is afhankelijk van vrijwilligers om evenementen te organiseren. ― The organization relies on volunteers to organize events.
- voluntary (para)military recruit or soldier, volunteer [from 18th c.]
- In de 19e eeuw meldden veel mannen zich als vrijwilliger voor het leger. ― In the 19th century, many men signed up as voluntary recruits for the army.
- Tijdens de oorlog was er een tekort aan soldaten, dus deden ze een beroep op vrijwilligers. ― During the war, there was a shortage of soldiers, so they called for volunteers.
Antonyms
[edit]- bezoldigde
- (antonym(s) of “recruit”): dienstplichtige
Derived terms
[edit]- Chinese vrijwilliger
- oorlogsvrijwilliger
- vrijwilligen
- vrijwilligersleger
- vrijwilligerstoerisme
- vrijwilligerswerk
Adjective
[edit]vrijwilliger