Jump to content

voorhangen

From Wiktionary, the free dictionary

Dutch

[edit]

Etymology

[edit]

From voor (before, in front) +‎ hangen (to hang).

Pronunciation

[edit]
  • IPA(key): /ˈvoːrˌɦɑ.ŋə(n)/
  • Audio:(file)

Noun

[edit]

voorhangen

  1. plural of voorhang

Verb

[edit]

voorhangen

  1. to hang in front in order to cover what's behind (such as a priest's robe)

Conjugation

[edit]
Conjugation of voorhangen (strong class 7, separable)
infinitive voorhangen
past singular hing voor
past participle voorgehangen
infinitive voorhangen
gerund voorhangen n
main clause subordinate clause
present tense past tense present tense past tense
1st person singular hang voor hing voor voorhang voorhing
2nd person sing. (jij) hangt voor, hang voor2 hing voor voorhangt voorhing
2nd person sing. (u) hangt voor hing voor voorhangt voorhing
2nd person sing. (gij) hangt voor hingt voor voorhangt voorhingt
3rd person singular hangt voor hing voor voorhangt voorhing
plural hangen voor hingen voor voorhangen voorhingen
subjunctive sing.1 hange voor hinge voor voorhange voorhinge
subjunctive plur.1 hangen voor hingen voor voorhangen voorhingen
imperative sing. hang voor
imperative plur.1 hangt voor
participles voorhangend voorgehangen
1) Archaic. 2) In case of inversion.

Anagrams

[edit]