verzot

Dutch

Pronunciation

• Audio:

  (file)

• Rhymes: -ɔt

Verb

verzot

1. inflection of verzotten:
   1. first/second/third-person singular present indicative
   2. imperative

Participle

verzot

1. past participle of verzotten

Declension

Declension of verzot
uninflected	verzot
inflected	verzotte
		positive
predicative/adverbial		verzot
indefinite	m./f. sing.	verzotte
	n. sing.	verzot
	plural	verzotte
definite		verzotte
partitive		verzots

Adjective

verzot (comparative verzotter, superlative verzotst)

1. very fond of, infatuated with

   Hij is verzot op chocola. ― He is very fond of chocolate.

Declension

Declension of verzot
uninflected	verzot
inflected	verzotte
comparative	verzotter
		positive	comparative	superlative
predicative/adverbial		verzot	verzotter	het verzotst het verzotste
indefinite	m./f. sing.	verzotte	verzottere	verzotste
	n. sing.	verzot	verzotter	verzotste
	plural	verzotte	verzottere	verzotste
definite		verzotte	verzottere	verzotste
partitive		verzots	verzotters	—