Jump to content

vermarkten

From Wiktionary, the free dictionary

Dutch

[edit]

Etymology

[edit]

From ver- +‎ markt +‎ -en.

Pronunciation

[edit]
  • Audio:(file)

Noun

[edit]

vermarkten

  1. to market

Conjugation

[edit]
Conjugation of vermarkten (weak, prefixed)
infinitive vermarkten
past singular vermarktte
past participle vermarkt
infinitive vermarkten
gerund vermarkten n
present tense past tense
1st person singular vermarkt vermarktte
2nd person sing. (jij) vermarkt vermarktte
2nd person sing. (u) vermarkt vermarktte
2nd person sing. (gij) vermarkt vermarktte
3rd person singular vermarkt vermarktte
plural vermarkten vermarktten
subjunctive sing.1 vermarkte vermarktte
subjunctive plur.1 vermarkten vermarktten
imperative sing. vermarkt
imperative plur.1 vermarkt
participles vermarktend vermarkt
1) Archaic.

Derived terms

[edit]
[edit]

German

[edit]

Pronunciation

[edit]

Verb

[edit]

vermarkten (weak, third-person singular present vermarktet, past tense vermarktete, past participle vermarktet, auxiliary haben)

  1. (transitive) to market
    Das Produkt wurde unter dem Label "Frizzo" vermarktet.
    The product was marketed under the label "Frizzo".

Conjugation

[edit]

Derived terms

[edit]
[edit]

Further reading

[edit]