Jump to content

vandaliseren

From Wiktionary, the free dictionary

Danish

[edit]

Verb

[edit]

vandaliseren

  1. gerund of vandalisere

Dutch

[edit]

Etymology

[edit]

Borrowed from French vandaliser, or from vandaal +‎ -iseren.

Pronunciation

[edit]
  • IPA(key): /vɑn.daː.liˈzeːrə(n)/
  • Audio:(file)
  • Hyphenation: van‧da‧li‧se‧ren
  • Rhymes: -eːrən

Verb

[edit]

vandaliseren

  1. to vandalise

Conjugation

[edit]
Conjugation of vandaliseren (weak)
infinitive vandaliseren
past singular vandaliseerde
past participle gevandaliseerd
infinitive vandaliseren
gerund vandaliseren n
present tense past tense
1st person singular vandaliseer vandaliseerde
2nd person sing. (jij) vandaliseert, vandaliseer2 vandaliseerde
2nd person sing. (u) vandaliseert vandaliseerde
2nd person sing. (gij) vandaliseert vandaliseerde
3rd person singular vandaliseert vandaliseerde
plural vandaliseren vandaliseerden
subjunctive sing.1 vandalisere vandaliseerde
subjunctive plur.1 vandaliseren vandaliseerden
imperative sing. vandaliseer
imperative plur.1 vandaliseert
participles vandaliserend gevandaliseerd
1) Archaic. 2) In case of inversion.