uitzuiger
Appearance
Dutch
[edit]Etymology
[edit]From uitzuigen (“to suck out, to exploit”) + -er.
Pronunciation
[edit]Noun
[edit]uitzuiger m (plural uitzuigers, diminutive uitzuigertje n)
- one who exploits (people) ruthlessly
From uitzuigen (“to suck out, to exploit”) + -er.
uitzuiger m (plural uitzuigers, diminutive uitzuigertje n)