uitglijdend

From Wiktionary, the free dictionary
Jump to navigation Jump to search

Dutch

[edit]

Pronunciation

[edit]
  • Audio:(file)

Participle

[edit]

uitglijdend

  1. present participle of uitglijden

Declension

[edit]
Declension of uitglijdend
uninflected uitglijdend
inflected uitglijdende
positive
predicative/adverbial uitglijdend
uitglijdende
indefinite m./f. sing. uitglijdende
n. sing. uitglijdend
plural uitglijdende
definite uitglijdende
partitive uitglijdends