tweelingwoord
Appearance
Dutch
[edit]Etymology
[edit]From tweeling (“twin”) + woord (“word”).
Noun
[edit]tweelingwoord n (plural tweelingwoorden, diminutive tweelingwoordje n)
From tweeling (“twin”) + woord (“word”).
tweelingwoord n (plural tweelingwoorden, diminutive tweelingwoordje n)