terugkeren

From Wiktionary, the free dictionary
Jump to navigation Jump to search

Dutch

[edit]

Etymology

[edit]

From terug +‎ keren.

Pronunciation

[edit]
  • Audio:(file)

Verb

[edit]

terugkeren

  1. to return
  2. to recur

Conjugation

[edit]
Conjugation of terugkeren (weak, separable)
infinitive terugkeren
past singular keerde terug
past participle teruggekeerd
infinitive terugkeren
gerund terugkeren n
main clause subordinate clause
present tense past tense present tense past tense
1st person singular keer terug keerde terug terugkeer terugkeerde
2nd person sing. (jij) keert terug, keer terug2 keerde terug terugkeert terugkeerde
2nd person sing. (u) keert terug keerde terug terugkeert terugkeerde
2nd person sing. (gij) keert terug keerde terug terugkeert terugkeerde
3rd person singular keert terug keerde terug terugkeert terugkeerde
plural keren terug keerden terug terugkeren terugkeerden
subjunctive sing.1 kere terug keerde terug terugkere terugkeerde
subjunctive plur.1 keren terug keerden terug terugkeren terugkeerden
imperative sing. keer terug
imperative plur.1 keert terug
participles terugkerend teruggekeerd
1) Archaic. 2) In case of inversion.
[edit]

Descendants

[edit]
  • Afrikaans: terugkeer

Anagrams

[edit]