Jump to content

samenvallen

From Wiktionary, the free dictionary

Dutch

[edit]

Etymology

[edit]

From samen (together) +‎ vallen (to fall).

Pronunciation

[edit]
  • Audio:(file)

Verb

[edit]

samenvallen

  1. to coincide
    Als twee lijnen twee punten gemeen hebben, vallen ze samen.
    If two lines have two points in common, such lines coincide.

Conjugation

[edit]
Conjugation of samenvallen (strong class 7, separable)
infinitive samenvallen
past singular viel samen
past participle samengevallen
infinitive samenvallen
gerund samenvallen n
main clause subordinate clause
present tense past tense present tense past tense
1st person singular val samen viel samen samenval samenviel
2nd person sing. (jij) valt samen, val samen2 viel samen samenvalt samenviel
2nd person sing. (u) valt samen viel samen samenvalt samenviel
2nd person sing. (gij) valt samen vielt samen samenvalt samenvielt
3rd person singular valt samen viel samen samenvalt samenviel
plural vallen samen vielen samen samenvallen samenvielen
subjunctive sing.1 valle samen viele samen samenvalle samenviele
subjunctive plur.1 vallen samen vielen samen samenvallen samenvielen
imperative sing. val samen
imperative plur.1 valt samen
participles samenvallend samengevallen
1) Archaic. 2) In case of inversion.