Jump to content

pajongwaaier

From Wiktionary, the free dictionary

Dutch

[edit]

Etymology

[edit]

Compound of pajong (Indonesian ceremonial umbrella) +‎ waaier (a person who fans).

Pronunciation

[edit]
  • IPA(key): /paːˈjɔŋˌʋaːi̯.ər/
  • Audio (Suriname):(file)
  • Hyphenation: pa‧jong‧waai‧er

Noun

[edit]

pajongwaaier m or f (plural pajongwaaiers)

  1. (Suriname, derogatory) sycophant, flunkey, lackey, courtier, kowtower
    • 1969 February 8, “Calor klaagt [Calor complains]”, in Vrije Stem: onafhankelijk weekblad voor Suriname[1], page 2:
      Natuurlijk heeft WILFRED LIONARONS ook mislukkingen gehad, maar Gode zij dank, is het voor hem nooit nodig geweest dat hij zich moest verlagen tot pajongwaaier of ruggelikker (...) om aan zijn brood te komen.
      Of course, Wilfred Lionarons has had failures too, but thank God he never had to stoop to being a lackey or bootlicker (...) in order to earn his living.
    • 1997, Iwan Brave, Enkele reis Paramaribo. Terug in Suriname [One-way ticket to Paramaribo. Back in Suriname]‎[2], Amsterdam: Ooievaar, →ISBN, page 124:
      Het is natuurlijk nooit leuk als je kwetsbare plek, waarvan je je al terdege bewust bent, expliciet onder de aandacht wordt gebracht. Zeker als het iedere pajongwaaier tot een potentiële Brutus maakt.
      Obviously, it is never much fun when your vulnerable spot, of which you are already well aware, is explicitly pointed out. Especially when this turns every courtier into a potential Brutus.
    • 2020 May 3, Rappa, “Column: Politieke Borrelpraat 610 [Column: Political Banter 610]”, in StarNieuws[3], retrieved 27 August 2022:
      Hebben ze sinds de onafhankelijkheid een duurzame ontwikkeling gebracht, behalve zichzelf te zegenen, samen met hun hielenlikkers en pajongwaaiers?
      Have they brought about any sustainable development since independence except for blessing themselves, along with their bootlickers and kowtowers?