Jump to content

opkijkend

From Wiktionary, the free dictionary

Dutch

[edit]

Pronunciation

[edit]
  • Audio:(file)

Participle

[edit]

opkijkend

  1. present participle of opkijken

Declension

[edit]
Declension of opkijkend
uninflected opkijkend
inflected opkijkende
positive
predicative/adverbial opkijkend
opkijkende
indefinite m./f. sing. opkijkende
n. sing. opkijkend
plural opkijkende
definite opkijkende
partitive opkijkends