Jump to content

opbouwend

From Wiktionary, the free dictionary

Dutch

[edit]

Pronunciation

[edit]
  • Audio:(file)

Participle

[edit]

opbouwend

  1. present participle of opbouwen

Declension

[edit]
Declension of opbouwend
uninflected opbouwend
inflected opbouwende
positive
predicative/adverbial opbouwend
opbouwende
indefinite m./f. sing. opbouwende
n. sing. opbouwend
plural opbouwende
definite opbouwende
partitive opbouwends

Anagrams

[edit]