oordelen

From Wiktionary, the free dictionary
Jump to navigation Jump to search

Dutch

[edit]

Pronunciation

[edit]
  • Audio:(file)

Etymology 1

[edit]

From oordeel +‎ -en.

Verb

[edit]

oordelen

  1. to judge
    Weet u niet dat wij over engelen zullen oordelen?
    Do you not know that we will judge angels?
Conjugation
[edit]
Conjugation of oordelen (weak)
infinitive oordelen
past singular oordeelde
past participle geoordeeld
infinitive oordelen
gerund oordelen n
present tense past tense
1st person singular oordeel oordeelde
2nd person sing. (jij) oordeelt, oordeel2 oordeelde
2nd person sing. (u) oordeelt oordeelde
2nd person sing. (gij) oordeelt oordeelde
3rd person singular oordeelt oordeelde
plural oordelen oordeelden
subjunctive sing.1 oordele oordeelde
subjunctive plur.1 oordelen oordeelden
imperative sing. oordeel
imperative plur.1 oordeelt
participles oordelend geoordeeld
1) Archaic. 2) In case of inversion.
Derived terms
[edit]

Etymology 2

[edit]

See the etymology of the corresponding lemma form.

Noun

[edit]

oordelen

  1. plural of oordeel