onverschrokken
Appearance
Dutch
[edit]Etymology
[edit]From on- + verschrokken, past participle of verschrikken (“to scare, terrify”).
Pronunciation
[edit]Audio: (file)
Adjective
[edit]onverschrokken (comparative onverschrokkener, superlative onverschrokkenst)
- unwavering, stout-hearted
- Synonym: onversaagd
Declension
[edit]Declension of onverschrokken | ||||
---|---|---|---|---|
uninflected | onverschrokken | |||
inflected | onverschrokken | |||
comparative | onverschrokkener | |||
positive | comparative | superlative | ||
predicative/adverbial | onverschrokken | onverschrokkener | het onverschrokkenst het onverschrokkenste | |
indefinite | m./f. sing. | onverschrokken | onverschrokkener | onverschrokkenste |
n. sing. | onverschrokken | onverschrokkener | onverschrokkenste | |
plural | onverschrokken | onverschrokkener | onverschrokkenste | |
definite | onverschrokken | onverschrokkener | onverschrokkenste | |
partitive | onverschrokkens | onverschrokkeners | — |