Jump to content

onthoofd

From Wiktionary, the free dictionary

Dutch

[edit]

Pronunciation

[edit]
  • IPA(key): /ɔntˈɦoːft/
  • Audio:(file)
  • Hyphenation: ont‧hoofd
  • Rhymes: -oːft

Verb

[edit]

onthoofd

  1. inflection of onthoofden:
    1. first-person singular present indicative
    2. (in case of inversion) second-person singular present indicative
    3. imperative

Participle

[edit]

onthoofd

  1. past participle of onthoofden

Declension

[edit]
Declension of onthoofd
uninflected onthoofd
inflected onthoofde
positive
predicative/adverbial onthoofd
indefinite m./f. sing. onthoofde
n. sing. onthoofd
plural onthoofde
definite onthoofde
partitive onthoofds