Jump to content

onmisbaar

From Wiktionary, the free dictionary

Dutch

[edit]

Etymology

[edit]

From on- +‎ misbaar (dispensable).

Pronunciation

[edit]
  • Audio:(file)
  • IPA(key): /ɔ(n)ˈmɪsˌbaːr/
  • Hyphenation: on‧mis‧baar

Adjective

[edit]

onmisbaar (comparative onmisbaarder, superlative onmisbaarst)

  1. indispensable
    Synonym: onontbeerlijk

Declension

[edit]
Declension of onmisbaar
uninflected onmisbaar
inflected onmisbare
comparative onmisbaarder
positive comparative superlative
predicative/adverbial onmisbaar onmisbaarder het onmisbaarst
het onmisbaarste
indefinite m./f. sing. onmisbare onmisbaardere onmisbaarste
n. sing. onmisbaar onmisbaarder onmisbaarste
plural onmisbare onmisbaardere onmisbaarste
definite onmisbare onmisbaardere onmisbaarste
partitive onmisbaars onmisbaarders