Jump to content

omgebouwd

From Wiktionary, the free dictionary

Dutch

[edit]

Pronunciation

[edit]
  • IPA(key): /ˈɔm.ɣəˌbɑu̯t/
  • Audio:(file)
  • Hyphenation: om‧ge‧bouwd

Participle

[edit]

omgebouwd

  1. past participle of ombouwen

Declension

[edit]
Declension of omgebouwd
uninflected omgebouwd
inflected omgebouwde
positive
predicative/adverbial omgebouwd
indefinite m./f. sing. omgebouwde
n. sing. omgebouwd
plural omgebouwde
definite omgebouwde
partitive omgebouwds