neerkijkend

From Wiktionary, the free dictionary
Jump to navigation Jump to search

Dutch

[edit]

Pronunciation

[edit]
  • Audio:(file)

Participle

[edit]

neerkijkend

  1. present participle of neerkijken

Declension

[edit]
Declension of neerkijkend
uninflected neerkijkend
inflected neerkijkende
positive
predicative/adverbial neerkijkend
neerkijkende
indefinite m./f. sing. neerkijkende
n. sing. neerkijkend
plural neerkijkende
definite neerkijkende
partitive neerkijkends