naaldhak

From Wiktionary, the free dictionary
Jump to navigation Jump to search

Dutch

[edit]

Etymology

[edit]

From naald (needle) +‎ hak (heel).

Pronunciation

[edit]
  • IPA(key): /ˈnaːlt.ɦɑk/
  • Audio:(file)
  • Hyphenation: naald‧hak

Noun

[edit]

naaldhak m (plural naaldhakken, diminutive naaldhakje n)

  1. stiletto heel
    • 2004, Marjon van Royen, De nacht van de schreeuw. Een ongewone vriendschap tussen twee vrouwen in Mexico:
      Mevrouw Lykari heeft met haar naaldhak op mijn wreef gestampt.
      Mrs Lykari stamped on my instep with her stiletto heel.