maaier
Appearance
Dutch
[edit]Etymology
[edit]Pronunciation
[edit]Audio: (file) - Hyphenation: maai‧er
Noun
[edit]maaier m (plural maaiers, diminutive maaiertje n)
- reaper, mower
- De boer gebruikt een maaier om zijn veld te oogsten.
- The farmer uses a reaper to harvest his field.
- Ik heb een nieuwe maaier gekocht voor mijn gazon.
- I bought a new mower for my lawn.
- De maaier is kapot, dus we kunnen het gras niet maaien.
- The mower is broken, so we can't mow the grass.
Derived terms
[edit]Descendants
[edit]- Negerhollands: maajer